Michael Rabin – De viool als stem van de ziel

Soms hoor je een klank die je hele bestaan even stilzet. Niet zomaar een mooie toon, niet zomaar een virtuoos gebaar – maar iets wat direct de weg vindt naar je binnenste, zonder omweg. Zo’n moment had ik, bijna een halve eeuw geleden, toen ik een grammofoonplaat opzette en Méditation van Massenet hoorde. Niet zomaar een uitvoering, maar die van Michael Rabin. Vanaf dat moment wist ik: dit is geen violist. Dit is muziek zélf, in menselijke vorm.

Michael Rabin (1936–1972) was een wonderkind. Een zoon van Roemeens-Hongaarse afkomst, met een moeder die piano speelde en de magie van muziek vroeg aanwakkerde. Al op zijn zevende was het duidelijk dat zijn talent geen grenzen kende. Hij studeerde bij Ivan Galamian, een van de grootste vioolpedagogen van de 20e eeuw. Toch is Rabin nooit simpelweg een "product" van een opleiding geweest. Zijn spel klonk nooit als school, techniek of traditie. Het klonk als noodzaak. Hij móést spelen, omdat zijn ziel alleen dan volledig kon ademen.

Wat Rabin uitzonderlijk maakte, was niet slechts zijn beheersing van het instrument – al was die ronduit duizelingwekkend. Zijn linkerhand vloog over de toets alsof hij de wetten van de zwaartekracht tijdelijk had opgeschort. Zijn strijkstok wist fluweel, vuur, weemoed en storm uit de snaren te halen, vaak binnen dezelfde frase. Maar wat hem boven alle anderen plaatste, was zijn vermogen om muziek te laten spreken met een directheid die ongehoord was. Alsof hij de componist niet interpreteerde, maar channelde.

Neem Méditation van Massenet – een werk dat in veel handen verzandt in zoetigheid of effectbejag. In Rabins uitvoering wordt het iets anders: een stille overdenking van het bestaan zelf. Hij speelt geen noten, hij vertelt een waarheid. Zijn toon is niet weelderig om het weelderige, maar omdat het menselijk lijden, hoop en troost verbeeldt. Alsof hij je zachtjes aanraakt en zegt: "Ik begrijp het."

Rabin was niet alleen een violist, hij was een poëet. Zijn opnames van Paganini’s Caprices, Wieniawski’s concerten, en de sonates van Bach of Ysaÿe zijn geen technische demonstraties. Ze zijn innerlijke landschappen. In elke noot hoor je de man achter de viool: gevoelig, begaafd, op zoek naar iets groters dan zichzelf. Hij durfde zich kwetsbaar op te stellen, en juist daarin lag zijn kracht.

Zijn carrière was tragisch kort. Al op 35-jarige leeftijd overleed hij, onder omstandigheden die tot op vandaag vragen oproepen. Was het een ongeluk? Was het de tol van een hypergevoelig leven? Wat we zeker weten is dit: de wereld verloor niet alleen een virtuoos, maar een kunstenaar van de zuiverste soort. Een man die alles gaf aan zijn kunst, en die, al was zijn leven kort, een nalatenschap achterliet die tijd overstijgt.

In een tijd waarin veel violisten wedijveren in snelheid en volume, blijft Rabin uniek in zijn integriteit. Geen bravoure, geen show. Alleen schoonheid. Eerlijkheid. Muziek als levenshouding. En in dat opzicht was hij – en is hij – misschien wel de grootste. Niet omdat hij het hardste kon spelen, maar omdat hij luisterde naar de muziek zelf, en ons leerde hoe wij dat ook konden doen.

Zoveel jaren later besloot ik zijn naam te registreren en een eerbetoon te maken – net zoals ik eerder deed voor Jan van Gilse en de vergeten componisten van Père Lachaise. Veel van Rabins opnames heb ik bijeengebracht, opgezocht, soms moeizaam verzameld. Niet uit nostalgie, maar uit eerbied. Want van alle violisten die ik heb gehoord – en dat zijn er veel – is zijn onfeilbaarheid op de viool ongeëvenaard. Zijn toon, zijn frasering, zijn bijna bovennatuurlijke precisie: ze raken aan het volmaakte. En toch was hij nooit klinisch, nooit afstandelijk. Hij bleef mens. Juist dat maakt hem tijdloos.

Tegenover deze zuivere, kwetsbare schoonheid staat iets anders: de massale verering van populaire vertolkers als André Rieu. Hij vult stadions, brengt miljoenen mensen in vervoering, en spreekt een publiek aan dat in muziek vooral herkenning en feest zoekt. En dat is hun goed recht. Maar wanneer je zo'n uitvoering van Méditation van Massenet legt naast die van Rabin, dan is het verschil pijnlijk zichtbaar. Waar Rabin de ziel laat spreken, blijft bij Rieu een melodieus omhulsel over. Dat is geen mening, dat is een constatering die elke geoefende luisteraar zal herkennen.

Hoe kan het dan dat zoveel mensen geraakt worden door iets wat, vergeleken met Rabins spel, kinderlijk aandoet? Misschien omdat ware diepgang tijd en stilte vereist – en in onze tijd zijn die schaars. Echte kunst vraagt overgave, aandacht, openheid. Niet iedereen zoekt dat, en dat is begrijpelijk. Maar het mag ons er niet van weerhouden om te blijven wijzen op het verschil tussen muziek als decoratie en muziek als openbaring.

Michael Rabin leerde ons dat de viool meer is dan hout en snaren. Het is een stem. En in zijn handen: een stem van de ziel.

  • Michael Rabin werd geboren op 2 mei 1936 in New York City.

  • Hij speelde op jonge leeftijd voor George Szell, die meteen zijn uitzonderlijke talent herkende.

  • Hij debuteerde met het New York Philharmonic op zijn 15e, met het vioolconcert van Paganini.

  • Zijn Paganini-opname uit 1958 geldt nog steeds als een referentie in de vioolwereld.

  • Hij speelde op een Guarneri del Gesù-viool uit 1735.

  • Rabin leed aan neurologische problemen die hem op het podium parten speelden. Hij overleed tragisch op 35-jarige leeftijd na een val in zijn appartement.